Op een leefschool wordt geen gedachtegoed opgedrongen. De kinderen maken er kennis met verschillende visies. In dit kader proberen we ook regelmatig met de kinderen te filosoferen.
We leren de kinderen hun eigen mogelijkheden in te schatten zowel naar hun sterkere en minder sterkere eigenschappen toe. Op deze wijze bouwen we aan een evenwichtige zelfkennis. De kinderen krijgen ook de kans om zichzelf te evalueren. Zo scheppen we de mogelijkheid dat het kind verder kan groeien in al zijn capaciteiten (=het geven van optimale ontwikkelingskansen). Afspraken worden regelmatig met de hele groep bijgestuurd. We zoeken samen met het kind of in groep naar oplossingen voor een probleem die zich aandient. We leren de kinderen omgaan met zowel positieve als negatieve kritiek, leren deze aanvaarden en verwerken. Het is hierbij ook belangrijk dat we er de aandacht op vestigen dat we niet een persoon evalueren maar wel de handeling of het gedrag dat het kind uitvoerde. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden. Het kind moet zich immers geborgen voelen om tot een evolutie te komen. Deze omstandigheden mogen echter niet als excuus gebruikt worden om hierin te volharden.
Er wordt gebruikt gemaakt van "woordrapporten". Dit zijn gewone rapporten: in plaats van cijfers gebruiken wij woorden. We schrijven dus letterlijk neer hoe wij vinden dat een kind gedurende een bepaalde periode gewerkt heeft. Of het de leerstof die het behandeld heeft ook wel echt begrijpt. Hoe het kind zich gedraagt ten overstaan van de andere kinderen, de begeleid(st)er, de andere leefgroepen,... . Wat we opschrijven wordt nadien besproken met het kind.