Leefscholen werken in principe met leefgroepen waar telkens kinderen van drie leeftijden samen zitten. Het effect hiervan is een wisselwerking die ervoor zorgt dat de kinderen veel opsteken van leefgroepsgenoten die maximaal drie jaar van elkaar verschillen. Daar komt nog bij dat ze in de loop van de drie jaar die ze in één leefgroep doorbrengen, elk jaar een andere sociale positie innemen. Elke leefgroep heeft dan ook twee begeleid(st)ers.
Er zijn ook leefscholen die werken met graadsklassen ( kinderen van twee leeftijden samen ) met 1 begeleider.
De school is een netwerk van relaties. Leefscholen bieden de kinderen verschillende relatiewijzen aan. Op een leefschool gebeurt dit o.a. aan de hand van de axenroos. Die helpt de kinderen om zicht te krijgen op het eigen gedrag en om conflicten op te lossen. Kinderen worden op objectieve wijze een actieve luisterhouding bijgebracht. Luisteren betekent echter niet gelijk geven. Openheid, eerlijkheid, zelfexpressie en respect voor de privacy van de ander zijn aandachtspunten.
De begeleid(st)er toont dat hij steeds bereid is om te luisteren en is een vertrouwensfiguur voor de kinderen. In situaties dat dit niet meer kan, wordt dit in team besproken en wordt er gezocht naar oplossingen. Uit kringgesprekken ontstaan afspraken die bindend zijn voor de betrokkenen. De kinderen mogen regelmatig in groepen werken. Bij de groepsvorming waakt de begeleid(st)er er in samenspraak met de kinderen over dat de groepen zo samengesteld zijn dat iedereen aan bod kan komen en dat niemand geremd wordt in zijn of haar ontwikkeling. We stimuleren de teamspirit door de hele groep bij de werking te betrekken zodat iedereen zich steeds verantwoordelijk blijft voelen. Variatie in de werkvormen leert de kinderen dat samenwerken waardevol is.
Op het forum komen de leefgroepen samen om activiteiten, projecten e.d. aan elkaar voor te stellen.